Boek 8: Jaapje

1 Primaire gegevens

Auteur: Jacobus van Looy
Titel: Jaapje
Jaart van uitgave: 1981
Uitgever: Querido's Uitgeverij BV

2 Inhoud (samenvatting), elk hoofdstuk is een korte verhaaltje, dus het is niet echt een samenvatting.

Jaapje woont met zijn elfjarig zusje Koos in het "huis" (het Burgerweeshuis te Haarlem). Zijn vader is onlangs overleden, zijn moeder al een tijdje daarvoor. Met Koos gaat hij op een winterse avond naar de snoepwinkel van Bies om iets voor een dubbeltje te kopen. Koos bemoedert hem en zoekt in de winkel iets voor hem uit.
Jaapje ligt in bed. Hij is die dag geplaagd door Dolf vanwege zijn rode haar. Hij wil wraak nemen, maar dan beseft hij dat deze gedachten zondig zijn. Als het buiten gaat onweren leest moeder voor uit de Bijbel. Jaapje valt uitgerekend tegen Dolf' schouder aan in slaap.
Het is feest in het weeshuis. Hij laat door een ander meisje voor een cent pepermuntballen halen. De jongere kinderen dus ook Jaapje gaan na de chocola om negen uur naar bed. Terwijl hij in bed ligt gaat het feest beneden gewoon door.
Op zaterdag gaan de kinderen in de tobbe. De nieuwe regentes komt. Jaapje zit naast haar op de bank en zij lacht naar hem. De volgende dag zingt Jaapje met de rest voor haar, maar Jaapje zingt per ongeluk verkeerd.
In de winter lijden de meesten in het weeshuis aan "winter". Ze hebben koude voeten en moeten hoesten. Volgens moeder Juut moeten de benen broeien in gekookte paardenvijgen. Bram moet hoesten en er komt bloed mee. Niemand mag er van hem met moeder over praten.
Jaapje en zijn zus Koos zijn bij grootmoeder op bezoek. In het hofje waar grootmoeder woont wonen ook Zonneweg, een schijnheilig mannetje, en Pleuntje, een zwakzinnige oude vrouw. Grootmoeder wordt woedend als Zonneweg bij Pleuntje koud water in haar nek gooit. Jaapje vraagt waarom onze Lieve Heere de duivel niet kapot maakt. Volgens grootmoe moet hij niet zoveel vragen.
Jaapje is acht jaar geworden. Hij krijgt allemaal cadeautjes en laat deze trots zien. Ook aan Bram die nog steeds moet hoesten. Bram ziet dat Jaapje wratten krijgt en dat hij ze weg kan laten gaat door er spuug op te doen of langs een dood iemand te strijken. Tante Anna komt op bezoek. Jaapje heeft haar nog nooit gezien en zij wil Jaapjes pokken zien want hij is pas ingeënt.
Er is een nieuw meisje in het huis, Leentje. Jaapje speelt de hele dag met haar. Hij klimt twee keer in een hoge paal. Leentje beloont hem met haar boterham. De dag eindigt met een wedstrijd hoogplassen. De meisjes kijken toe en moet beslissen wie er gewonnen heeft.
Als Jaapje bij Grootmoe langs gaat, verteld zij allemaal verhalen van de oorlog en dat Grootvader toen is ingelijfd bij de burgerwacht.
Het is al bijna Pinksteren en ze moeten allemaal een bijbeltekst uit hun hoofd leren. Leentje moet door Jaapje overhoord worden, maar zij kan er nog niets van. In de vakantie gaat Leentje naar Purmerend en Jaapje gaat met Koos naar een halfbroer van Grootmoe naar Noord-Holland. Jaapje belooft Leentje een brief te schrijven.
Terug in het weeshuis denkt Jaapje nog vaak aan meester Schoo. Marijtje is jaloers op Leentje. Ze wil het met Jaapje aanleggen, maar ze wordt door hem afgewezen. Op de kermis koopt Jaapje samen met Grootmoe een spiegeldoosje voor Leentje.

Bram is overleden. Ze lopen er allemaal langs zijn kist. Als Jaapje er voorbij loopt strijkt hij met zijn hand met wratten over zijn hand.
Jaapje en Koos brengen de vakantie door bij familie in Amsterdam. Jaapje is te klein voor zijn leeftijd, alleen zijn handen zijn groot. De wratten zijn verdwenen. Jaapje voet zich niet thuis in de grote stad. Een schoenmakersjongen wijst hem het huis van Michiel de Ruyter. Tante zoekt naar een vlo bij Jaapje, die zich vernederd voelt. Terug in het weeshuis loopt hij blij rond.
Jaapje is ernstig ziek. De aard van de ziekte is onduidelijk. Ook de dokter lijkt het niet te weten, want hij schrijft steeds een drankje met een andere kleur voor. Grootmoe en Leentje bezoeken hem dagelijks en iedereen in het weeshuis leeft sterk mee. Jaapje merkt er niets van en herkent niemand, zelfs Leentje niet, Hij heeft alleen maar dorst, Grootmoe troost Leentje. De dokter hoopt dat hij de volgende dag zal halen.

 

3. De verdieping

3.1 Compositie en tijdsverloop

Het boek verteld Jaapje’s 6e tot en met zijn 9e levensjaar. De vertelde tijd is dus 3 jaar. Alles word chronologisch verteld. Bij elk hoofdstukje is Jaapje weer iets ouder, maar hoeveel er steeds tussen zit is niet altijd helemaal duidelijk. Het verhaal speelt zich af in de jaren 60 of 70 van de 19e eeuw.

3.2 Ruimte

De stukjes uit het leven van Jaapje spelen zich vooral af in het weeshuis en in het huis van zijn oma. Twee keer gaat hij op vakantie buiten Haarlem: naar Noord-Holland en Amsterdam.

3.3 De wijze van vertellen

Het is overwegend een personale vertelsituatie met auctoriale elementen. Er is een personaal medium: Jaapje. Door zijn ogen ziet de lezer de wereld die hem omringd. Dit geldt voor het hele verhaal, behalve bij het laatste hoofdstuk wanneer Jaapje doodziek is. Dan wordt het over genomen door de auctoriale vertelwijze. Voorbeeld blz. 5:

'Jij alleen mag het zeggen,' heeft Door gezegd, 'en loop nou een beetje an, het is er anders zo vol.'
Hij struikelde tegen een hobbelige steen en hing even schuin aan de hand van zijn zusje. Ze tilde hem met een rukje ter been en zei:
'Kijk nou toch uit, Japie!'

3.4 Thema

Thema: Weeskind

Het thema is een beschrijving van een weeskind. Hij wil laten weten dat het niet alleen negatief is als je een weeskind bent. Het boek schetst in fijne lijnen het uiterlijk, de angsten, verlangens en dromen van een kind in een zeer ontvankelijke fase van zijn leven.

 

3.5. Personages

Jaapje:
Hij is een gevoelig weesjongetje, en merkt heel veel kleine dingen op. Ook is hij dromerig, in zichzelf gekeert en hij uit zich niet echt makkelijk. Hij is aanhankelijk en trouw. Jaapje’s verhouding is met bijna iedereen goed, behalve met Dolf. 

Koos:
Zij is de zus van Jaapje. Ze is een soort moeder voor hem, zorgt voor hem en helpt hem.

Grootmoeder:
Jaapje bezoekt haar vaak. Ze verteld allemaal verhalen van de oorlog en dat grootvader toen was ingelijfd bij de burgerwacht.

3.5. Titel, ondertitel en motto

De titel van het boek: Jaapje.

Jaapje is een klein jongetje, en daarom wordt hij geen Jaap, Jacob of Jacobus genoemd. Het is een levensbeschrijving van de auteur zelf. Jaapje is het eerste deel, er komen nog 2 delen: Jaap en Jacob. De schrijver wil met dit boek zijn levensverhaal vertellen als klein weesjongetje.
Er is geen ondertitel en ook geen motto.

 

4. Keuzeopdracht

* Schrijf een of meer gedichten bij het boek:

 

Weeskind

Hij loopt op straat zonder ouder,
buiten wordt het terwijl steeds kouder.

Naar school gaat hij gelukkig wel,
en ervan leren doet hij snel.

Veel vrienden heeft hij ook,
hij ligt naast ze in een lange strook.

Hij wordt alleen niet echt groot,

en is helaas ook niet bestand tegen de toekomstige dood.

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb